Omdat je mens bent, heb je een plek gekregen. In de wereld, in je gezin en in je familie. De plaats waar je geboren werd, is je geboortegrond. En als je werkt, heb je ook een werkkring. Dat woord zegt het al: je bent omringd door anderen en je neemt daarin ook jouw plaats in. En anderen nemen ook hun plek in. Je neemt ook je plaats in de tijd in. En dan geldt altijd dat wie eerder ter wereld kwam, ook voorrang heeft op jou. Jij komt na je ouders. Dat heet de ordening.
Een plaats heeft grenzen. Jouw Leefruimte is afgebakend. Wanneer jouw plek te klein is of te groot, wanneer je plaats onduidelijk is of wanneer het jouw plaats zelfs niet is, dan kost het je energie om die plek in te nemen of te behouden. Je bent dan eigenlijk steeds aan het vechten of vluchten, soms zonder dat je het door hebt. Dan wordt jouw Leefruimte ook kleiner. Dat is ook wat je voelt. Het kan je bang maken en/of boos. Het kan zelfs zijn dat je het fysiek benauwd krijgt.